De Azerbeidzjan-Armenië Oorlog was een hevige oorlog tussen 5 november 2009 en 1 december 2009. De inzet was de onafhankelijkheid van het etnisch Armeense Nagorno-Karabach. De legers van Armenië kwamen als overwinnaars uit de strijd.
Toen in Azerbeidzjan de nationalistische premier Nazar Darabzullah Smirnow aan de macht kwam kreeg het moslimfundamentalisme de vrije hand in Nagorno-Karabach: de islamitische minderheid kreeg het voor het zeggen. In de persoon van Fazim Azurov kregen de Armeniërs in Nagorno-Karabach een doodsvijand. De islam verkeeg een militant karakter toen de jeugdbeweging al-Shabab in Nagorno-Karabach de beschikking kreeg over wapens van de Nationale Veiligheidsgarde. De Armeense regering van president Jasiny Dzilivaha waarschuwde Nazar geen geweld te gebruiken in Nagorno-Karabach. Nazar claimde dat de regering van Azerbeidzjan alle recht had te doen wat het wilde in de autonome deelstaat. Dzilivaha mobiliseerde daarop het Armeense leger en stationeerde het aan de grens met Azerbeidzjan.
Op 5 november 2009 rukten Armeense tanks op richting de enclave Nachitsjevan nadat Azerbeidzjaanse troepen het dorp Lachin in Nagorno-Karabach hadden platgebrand toen Armeense burgers weigerden zich tot de Islam te bekeren. Nazar waarschuwde Yerevan geen geweld te gebruiken, maar in de avond beval Dzilivaha zijn troepen de stad Nachitsjevan te bezetten. Na enkele hevige gevechten was de stad op 7 november onder Armeense controle, gevolgd door de Azerbeidzjaanse stadjes in het noorden. In Karabach was ondertussen een volledige revolutie uitgebroken tegen Fazim Azurov.
Vanaf 12 november woedde in Nagorno-Karabach een hevige oorlog: rebellen, met steun van Armeense infanterie, veroverden Stepanerkert terwijl Azerbeidzjaanse troepen in het noorden de streek rondom Agdam veroverden. Op 20 november stokte een Azerbeidzjaans offensief tegen de Armeense stad Vardenis en het Sevanmeer. Zwaar Armeens artillerievuur legde de hele grensstreek in de as, en de islamitische troepen moesten zich terugtrekken op de fortengordel rondom Safaraliyev in de bergen. Daar woedde twee weken lang een bloedige strijd, die door Azerbeidzjan werd gewonnnen. Dit leidde tot een loopgravenoorlog zonder beweging.
Op 21 oktober vond in het stadje Bärdä overleg plaats tussen Armenië plus Nagorno-Karabach en Azerbeidzjan. Hieruit kwam een wapenstilstand naar voren, maar Nazar weigerde de onafhankelijkheid van Nagorno-Karabach te erkennen. Na een snelle Armeense operatie tegen de stad Ordzhonikidze moest Nazar echter cappituleren: zijn leger was uitgeput, eenderde van zijn land bezet. Hij erkende de status quo op voorwaarde dat Armenië zich uit het noorden en zuidoosten terugtrok. Het verdrag werd op 1 december 2009 getekend in Yerevan.