De Cuba-Oorlog (Spaans: Guerra de Cuba, Engels: Cuban War) was een oorlog tussen het door de Verenigde Staten gesteunde Voorlopig Bewind (ook wel de Carcoz-regering genoemd) en rebellen van de verboden Socialistische Arbeiderspartij Cuba van de theoloog Vasco Lanzarotte. De oorlog begon in 1961 en eindigde in 1966 met het stichtten van de communistische staat Cuba.
1. Voorgeschiedenis[]
Nadat Cuba in 1944 met Amerikaanse steun was vrijgekomen van de dictatoriale Junta-regeringen werden er pogingen gedaan een democratie op te bouwen. President Alonzo Vares had echter niet het morele en politieke overgewicht: Cuba viel in 1947 ten prooi aan drugsoorlogen en hyperinflatie. Amerikaanse steun droogde langzaam op. Pas in 1954 werd er onder kolonel Batista een stabiel maar autoritair regime ingesteld. Batista gaf veel geld uit aan het leger en de bouw van prestigegebouwen in Havana, wat bij het arme boerenvolk veel kwaad bloed zette. Socialistische ideeën - vanuit Oost-Europa geëxporteerd - kregen snel vaste voet in Cuba.
In 1960 deed de liberale senator Manuel Carcoz een staatsgreep, daarbij gesteund door verschillende politieke bewegingen en een deel van het leger. Carcoz verdreef Batista en vestigde het Voorlopig Bewind, een coallitieregering van socialisten en liberalen. Deze coallitie moest een nieuwe grondwet uitschrijven. Tijdens dit proces echter botste de socialisten met de liberale ideeën van Carcoz. Na verschillende crisis besloot Carcoz de socialisten uit de regering te zetten. Toen bij de verkiezingen de socialisten massale stakingen op het platteland organiseerden besloot Carcoz - moreel gesteund door Washington - een campagne tegen de socialisten te beginnen. Hun leider, Vasco Lanzarotte, moest vluchtten naar de bergen. Honderden mensen werden door de Securitate opgepakt en opgesloten. Het leger werd gemobiliseerd om rust en orde in Havana te handhaven. Lanzarotte begon vanuit de bergen een oorlog tegen het Voorlopig Bewind.
2. Regeringsoffensief[]
In het voorjaar van 1961 deden communistische troepen een aanval op de stad Bayamo. Lanzarotte probeerde zo populaire steun te krijgen voor zijn communistische schaduwregering, die vanuit de bergen opereerde. De aanval werd door het regeringsleger afgeslaten. De Verenigde Staten en Carcoz kwamen overeen Amerikaanse adviseurs naar Havana te sturen om een modern leger op te leidden, terwijl in het geheim Amerikaanse wapens aan het Cubaanse leger werden gegeven om effectief weerstand te kunnen bieden aan de communisten, die steun kregen vanuit Moskou en Venezuela.
Pas in de loop van 1961 kwam de burgeroorlog goed op gang. Communistische soldaten overvielen bijna dagelijks transporten van de regering, en in veel dorpen namen communistische boeren geruisloos de macht over. Stakingen in de grote steden hadden socialistische wortels. Het Voorlopig Bewind besloot tot een generaal offensief om de communisten uit de bergen te verdrijven en zo hun macht te breken. Dit Bergoffensief had slechts gedeeld succes: er werden overwinningen geboekt en verschillende stadjes in de bergen werden heroverd, maar het gros van de communistische troepen verdween in de wildernis.
In 1962 golfde de strijd op het eiland heen en weer met regeringssucessen in de westelijke gebieden en communistische overwinningen rondom de industriestad Trinidad, waar 4500 soldaten van Carcoz zich na een slijtageslag overgaven aan een communistisch leger. Dit sloeg de ruggengraat van het regeringsleger weg.
3. Communistische opmars (campagne van 100 dagen)[]
In 1963 groepeerden de communisten een groot leger in het westen van het eiland. Onder leiding van generaal Lazlo Tokés (een Hongaar) begon dit leger een offensief dat bekend is geworden als de "campagne van 100 dagen". Het communistische leger wist een groot deel van het regeringsleger te verslaan en stond op 20 KM van Havana. In de stad brak paniek uit toen het leger de stad tot vesting verklaarde. Het Voorlopig Bewind vluchtte naar Mariel, ten westen van Havana. Daar lag de USS Arizona te wachtten om in het slechtste geval de regering te evacueëren.
In 1964 werden 2000 Amerikaanse mariniers naar het eiland gestuurd, zogenaamd als "vredesmissie". Deze mariniers wisten samen met het gros van het regeringsleger Havana en omstreken te behouden - maar ruim viervijfde van Cuba kwam in communistische handen. Carcoz liet een aantal mindere departementen van zijn verzwakte regering overbrengen naar Miami, terwijl duizenden Cubanan naar de VS vluchtten om aan Lanzarotte te ontkomen. In het voorjaar van 1965 trok Carcoz naar Miami nadat een communistisch leger een overwinning had behaald op de Amerikanen. Deze trokken hun leger terug, en nam daarbij honderden Cubaanse royalisten en soldaten mee naar Florida, waar de Cubaanse Ballingschapsregering tot stand kwam. Carcoz werd door het Westen erkend.