Vlaanderen
Vlaannderen (officieel Onafhankelijke Democratische Republiek Vlaanderen) is een West-Europees land in het noorden begrensd door Nederland, in het oosten door Duitsland en in het zuiden door Wallonië en Frankrijk.
Geografie
*Grootstedelijk gebied: Vlaamse Ruit
*Grote steden: Antwerpen, Gent, Brugge, Leuven, Kortrijk, Mechelen, Hasselt, Oostende, Aalst, Sint-Niklaas, Genk
*Kustlijn: 66 km
*Hoogste punt: Remersdaal, 287,5 m
*Klimaat en landschap : Er zijn twee klimaattypes: een echt zeeklimaat aan de kust en een stukje landinwaarts en in Midden-Vlaanderen en de Kempen een gewijzigd zeeklimaat.
*Landschap : Het landschap van Vlaanderen wordt algemeen omschreven als het deel van België dat laag België genoemd wordt, met aan de kust een zandstrand en een duinenstrook gevolgd door vruchtbare polders. Naar het oosten toe komt men in de Kempen met heide en dennenbossen, en vervolgens in het vruchtbare Haspengouw.
*Belangrijkste rivieren : de Schelde en de Maas, die via Nederland in de Noordzee uitmonden, en de IJzer
Vlaamse provincies:
1 Antwerpen
2 Limburg
3 Oost-Vlaanderen
4 Vlaams-Brabant
5 West-Vlaanderen
6 Brussel (provincie)
Bestuur
Vlaanderen is een democratische republiek. De president van de Vlaamse Republiek wordt voor vijf jaar. De president heeft een relatief grote macht, doordat hij staatshoofd en regeringsleider is zoals in Frankrijk.
De Vlaamse volksvertegenwoordiging bestaat uit het Vlaamse Parlement dat 124 leden telt.
Vlaamse regering[]
De Vlaamse regering wordt benoemd door de president met ten hoogste 15 ministers en staatssecretarissen en geleid door de eerste minister.
Politieke partijen
Gedurende het grootste deel van de twintigste eeuw werd de politiek in Vlaanderen -grotendeels onder het 'unitaire, Belgische bewind'- gedomineerd door de christelijke, socialistische en liberale partijen (toen CVP, BSP en PVV). (Tijdens de jaren 1960 en 1970 zijn deze vroegere unitaristische parijen opgesplitst in aparte Vlaamse, Franstalige en enkele Duitstalige partijen). Deze drie waren sterk verbonden met aanverwante syndicale en sociale organisaties. Men spreekt voor die conglomeraten over de 'zuilen'. Ze bestaan ook langs Franstalige kant. De zuilen slaagden er in om in de voorbije eeuw hun stempel te drukken op het politieke en maatschappelijke bestel in Vlaanderen en België. Dat leidde tot een samenleving waarin sociaal overleg altijd een grote rol heeft gespeeld. Ook in het autonome Vlaanderen van vandaag worden heel wat politieke beslissingen voorafgegaan door al dan niet bindend overleg tussen sociale bewegingen, vakbonden, mutualiteiten, werkgeversorganisaties en overheid.
Dat heeft in de vorige eeuw geleid tot een samenleving met een vrije markt, gekoppeld aan sterke sociale bescherming. Een systeem dat ook een hoge welvaart creëerde voor de grote meerderheid van de Vlamingen.
De verzuiling had echter ook kwalijke gevolgen. Politieke benoemingen in overheidsdiensten waren schering en inslag. Dat leidde tot een log overheidsapparaat dat veel geld verslond en waarvan de dienstverlening niet altijd even adequaat was.
Vandaag is de verzuiling alvast in Vlaanderen heel sterk teruggedrongen. Het Vlaamse overheidsapparaat scoort doorgaans vrij hoog in internationale studies. Politieke benoemingen zijn fel verminderd.
Op 14 december 1954 ontstond ook een Vlaamsgezinde pluralistische partij, de Volksunie. Deze raakte wel soms in de regering en werd zelfs een middelgrote partij. Op 13 oktober 2001 viel deze partij uit elkaar in een eerder links-liberale partij (Spirit) en een nationalistische vleugel (N-VA). Spirit sloot in 2002 een kartel met de SP.A en N-VA deed in 2004 hetzelfde met de in de in CD&V omgedoopte christelijke volkspartij (CVP). Individuele ex-Volksunie-mandatarissen sloten zich ook aan bij de liberale VLD en de CD&V.
In de jaren zeventig ontstond ook een van de eerste groene partijen in Europa, Agalev (een letterwoord voor "Anders GAan LEVen"). Deze haalde als eerste groene partij zelfs volksvertegenwoordigers. Ze maakte van 1999, na de dioxinecrisis, tot 2004 deel uit van de Vlaamse regering (en tot 2003 van de federale regering). De partij betaalde hiervoor wel een zeer zware electorale prijs in de federale verkiezingen van 2003 en de Vlaamse verkiezingen van 2004. Op 15 november 2003 koos Agalev voor een nieuwe naam: Groen!.
Eind jaren '70 ontstond uit onvrede van een aantal Vlaams-nationalisten met het Egmontpact en de deelname van de VU aan een regering met onder meer het radicaal-francofone FDF, het extreemrechtse Vlaams Blok. Deze partij groeide gestaag, mede door haar extreme en discriminerende standpunten rond vreemdelingen, en na haar grote vooruitgang bij de verkiezingen in 1991 spraken de andere Vlaamse partijen af om op geen enkel vlak (van nationaal tot gemeentelijk) coalitieafspraken aan te gaan met deze partij (het zogenaamde cordon sanitaire).
In 2004 werd een rechtszaak aangespannen tegen enkele vzw's rond het Vlaams Blok wegens racisme. Het Hof van Beroep te Gent veroordeelde deze vzw's vanwege hun medewerking met een racistische organisatie. De partij veranderde hierna haar naam in het Vlaams Belang, maar behield intern haar standpunten. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 2006 ging het Vlaams Belang in vrijwel alle steden vooruit en boekte het winst. Het boekte wel een morele nederlaag door achteruitgang in Antwerpen, waar het niet langer de grootste partij is.
Bevolking
Immigratie
De bevolking is door de eeuwen heen redelijk sterk vermengd met vele immigratiestromen. In recente tijden bleven deze immigraties echter steeds beperkt in aantal, en in interne migraties. De etnische kern van de huidige Vlaamse bevolking bestaat uit de toen Dietstalige (voorloper van het Nederlands) bevolkingsgroepen in de toenmalige Nederlanden -de '17 provinciën'- die overwegend katholiek en onder Spaanse heerschappij bleven in de 17e eeuw. Deze werden aangevuld met wat hogere burgerij en adel, beide, zoals in een groot deel van Europa, Franstalig of verfranst. De kleine joodse minderheid, die zich vooral in Antwerpen en Brussel vestigde, kwam er vooral na de jodenvervolging in de jaren '30 in de de Sovjetunie van Stalin en het nazi-Duitsland van Adolf Hitler.
Vlaanderen kende in zijn geschiedenis twee grote emigratiestromen, een ten tijde van de Contrareformatie en een bij de wisseling tussen negentiende en twintigste eeuw. Onder Spaans bewind werden vele tienduizenden protestanten verjaagd. De meeste trokken toen naar Amsterdam en Noord-Nederlandse provincies. Ze droegen daar bij tot de zogenaamde Hollandse Gouden Eeuw. Zo vinden we verschillende Vlaamse vluchtelingen bij de redacteurs van de Statenbijbel, wat een factor was bij de invloed van het Zuid-Brabants op de Nederlandse taal. Ook begin twintigste eeuw trokken vele duizenden Vlamingen, vooral uit Oost- en West-Vlaanderen, weg voor de hier toen heersende economische ellende, vooral naar Canada, de Verenigde Staten en Zuid-Amerika.
De meer recente immigranten, evenals de joden, zijn nog min of meer als afzonderlijke etnische groepen herkenbaar. Dat geldt met name voor de Italianen, Hongaren en Polen die in het midden van de 20ste eeuw naar Vlaanderen kwamen, voor Noord-Afrikanen en Turken (2de helft van 20ste eeuw), voor de EU-burgers die zich hier vestigden als werknemers voor Europese en internationale instellingen, en voor de recentste immigratiegolven uit Oost-Europa. Gedurende de hele twintigste eeuw bestond er ook een zekere immigratie van voornamelijk rijke Franstaligen die zich vooral in Vlaams-Brabant vestigden.
Met uitzondering van sommige orthodox-joodse en islamitische immigranten en van een deel van de Franstalige inwijkelingen integreerden de meeste immigranten goed in Vlaanderen na enkele generaties.
Vlaanderen ontwikkelde de laatste jaren een specifiek beleid voor haar etnisch-culturele minderheden (ook wel 'nieuwe Vlamingen' genoemd). Daarbij wordt gestreefd naar een zo sterk mogelijke inburgering opdat deze immigranten en hun nakomelingen faire en gelijke kansen hebben in de Vlaamse en Europese samenleving.
Godsdiensten en levensbeschouwingen in Vlaanderen
Historisch was Vlaanderen bijna volledig katholiek, met enkele beperkte protestantse kernen sinds de opkomst ervan. Anno 2005 is die religieuze overtuiging echter danig verzwakt. De tweede levensbeschouwelijke overtuiging is nu de 'vrijzinnigheid' (die in 2001 10% kreeg van de overheidsuitgaven aan godsdienst en levensbeschouwing). Moslims vormen naar schatting 3% van de Vlaamse bevolking; protestanten, anglicanen, orthodoxen, joden en boeddhisten elk minder dan een procent.
Deze zeven opgesomde groepen zijn de erkende religieuze en levensbeschouwelijke overtuigingen. Alleen is er bij de islamitische groep nog een achterstand op het vlak van de officiële subsidiëring van imams, moskeeën en eigen scholen. Katholieken, protestanten en joden hebben eigen scholen voor leerlingen van alle leeftijden.
Niet erkende godsdiensten zijn de evangelische groepen.
De katholieke scholen worden in praktijk ook bezocht door vele niet-katholieke leerlingen, met name door vele moslims die een religieus onderricht verkiezen boven een neutraal, maar ook door de vele agnosten en atheïsten. Het katholieke onderwijs heeft door die relatieve openheid, plus historische redenen en een perceptie van hogere prestige en kwaliteit, een aandeel van 60 à 70%, afhankelijk van de leeftijd. Openbaar onderwijs, ingericht door de Vlaamse overheid, gemeenten en provincies vormt de tweede grote groep met een 30 à 35% van de leerlingen.
Men spreekt ook over 'nieuwe godsdiensten' wanneer men verwijst naar die religies die typisch of quasi uitsluitend voorkomen onder de nieuwe Vlamingen, zijnde de islam, evenals de evangelisch-christelijke overtuigingen (welke vooral voorkomen onder etnisch-culturele minderheden van Afrikaanse en Latijns-Amerikaanse afkomst).
Economie
De Vlaamse economie is een van de meest productieve van de hele wereld. Dit steunt onder meer op een hoog opleidingspeil, veel vestigingen van internationale bedrijven (vooral in hoogtechnologische sectoren), één van de hoogste productiviteiten per werknemer ter wereld, en een goede talenkennis. Dit alles schraagt een hoge welvaart.
Vlaanderen heeft in de tweede helft van de twintigste eeuw een sterke groei van industriële sectoren gekend, zoals de staalindustrie, de textielindustrie, de auto-industrie en de farmaceutische industrie. De staalindustrie is met de Gentse staalreus Sidmar, nu een onderdeel van Arcelor Mittal, min of meer overeind gebleven.
De textielindustrie heeft sinds de jaren '70 echter zware klappen gekregen. de massaproductie is grotendeels verschoven naar lageloonlanden, vooral in Azië. Toch kent de sector sinds de jaren '90 een geleidelijke heropbloei. De Vlaamse textielsector mikt nu vooral op hoogtechnologische toepassingen in het industrieel textiel en ook nog altijd in hoogwaardige tapijten en kleding.
De auto-industrie is nog altijd een zeer belangrijke vorm van tewerkstelling. Maar na de sluiting van Renault in de jaren '90 en zware herstructureringen bij Ford Genk, Volkswagen Vorst en Opel Antwerpen is ook die sector sterk achteruit gegaan.
Vlaanderen heeft tegelijkertijd wel een uitgebreide diensteneconomie ontwikkeld, bijvoorbeeld in logistiek en transport. Nadeel daarvan is wel dat die erg afhankelijk is van de economische conjunctuur.
Deze pagina is een verduidelijking van de termen die worden gebruikt om onderscheid te maken tussen verschillende termen die worden aangeduid met hetzelfde woord. |